Singapore en Maleisië 2001

In 2001 beginnen we aan een reis van ruim 6 maanden door Rusland, Mongolië, China, Australië, Indonesië, Maleisië, Thailand en Laos.

Hieronder het verslag van het verblijf op Bali.

Singapore 30 november – 02 december

Het is een behoorlijke overgang van Bali naar Singapore; van rommelig naar erg efficiënt en van hopeloos ouderwets naar hypermodern. Onze accommodatie is echter niet zo modern. We logeren in een kleine kamer (met raam verteld men vol trots) in een oud chinees pand.  De ingang van het  guesthouse wordt gevormd door een trap achter in een Indiaas eethuisjes. Om er te komen lopen we langs de etende gasten richting de keuken. Naast die keuken is een steile trap die uitkomt op een kleine overloop. Onze kamerdeur is via een klein halletje een paar meter verderop te vinden. Rond de klok zit er in dit halletje op nog geen meter van onze kamerdeur een donkere Indiër sigaretten te roken achter een oud bureau. Hij brengt zijn tijd door met kletsen met bekenden die hij ontvangt en het kijken naar Indiase soaps op een piepkleine zwart-wit tv die heftig stoort.         ’s Nachts slaapt hij op een klein veld bedje achter het bureau.

Voordat we deze kamer accepteerden werd ons nog diverse slaapzalen met stapelbedden getoond. Maar ook een plaats in een stapelbed op de gang behoord hier tot de mogelijkheden. Wat ons betreft is het gezien ons budget een

goede keuze: onze kamer heeft 24 uur airco en het guesthouse met de blije naam Cosy Corner ligt zeer centraal, we logeren op nog geen 2 minuten lopen van het andere uiterste in overnachting mogelijkheden: het Raffles hotel. Dit is het meest luxueuze koloniale top hotel van Singapore

Er zijn verder in de stad nog veel gebouwen uit de koloniale tijd terug te vinden, die vaak heel handig omgebouwd zijn tot hotel, restaurant of winkelcentrum. Zo is het Chijmes complex een oud klooster waar nu al fresco gedineerd kan worden. In de prachtig gerestaureerde kerk op de binnenplaats van het oude klooster kunnen moderne Singaporeans in alle stijl trouwen.

We hebben de stad maar eens goed verkend en zijn wandelend naar het kitscherige Merlion beeld gegaan, dit beeld is het symbool van de Singapore. Dit schepsel is voor de helft leeuw (de kop) en voor de helft vis (het onderlichaam) en spuwt water. Het ligt in het oudste deel van Singapore daar waar de stichter van de stad Sr. Stamford Raffles in 1819 voet aan wal van de Singapore rivier gezet heeft. Om dit te herdenken staat er nu een standbeeld van de goede man. Achter zijn rug aan de overkant van de rivier vindt je een van de uitgaansgedeeltes van de stad : Boat Quay, een aaneenschakeling van restaurants en bars allemaal met een terras aan het water.

Niet ver van hier ligt Chinatown, wat op zich een raar gegeven is in een stad waar de bevolking voor  80% uit Chinezen bestaat. De hele stad zou een Chinatown moeten zijn. De wijk is dan ook een beetje een toeristenwijkje met veel souvenirshops. Midden in Chinatown aan de South Bridge road staat de Sri Mariamman temple. Een prachtige Hindu tempel die versierd is met de meest kleurrijke beelden. Op de muur om de tempel zien we felgekleurde afbeeldingen van o.a. verschillende goden en koeien.

Een hapje eten hoeft in Singapore niet duur te zijn, we eten meerdere keren bij een zogenaamd hawker centre. Deze centra bestaan uit een overdekte ruimte met rijen kleine eettentjes. Vaak zijn deze zaakjes niet meer dan een kraam van drie meter breed. Men verkoopt overal andere Aziatische hapjes, veel Chinees, maar ook Indiaas en Maleis. Zo kun je uitzoeken wat je lekker vind om daarna op de algemene tafels in het midden van de ruimte op te eten. Erg gezellig, en zo ontmoet je nog eens iemand.

In de wijk Little India hebben we bij de Little India Arcade een heerlijke Indiase lunch genuttigd. Op een groot bananenblad krijgen we de meest heerlijke en pittige curries geserveerd, samen met een paar papadums en een naan-brood. Bestek is overbodig, want dit eet je met de hand. Bij voorkeur de rechterhand. De linkerhand gebruik je op het toilet.

Deze wijk is uiteraard vergeven van de IndiÎrs en de Indiase winkels met kruiden, handsnijwerk, prachtige sari’s en allerlei snuisterijen.

Vlakbij ons guesthouse in het koloniale district vinden we nog twee mooie tempels, een rijk versierde Hindu tempel op een paar meter afstand van een druk bezochte Chinese tempel. Dit geeft wel een beetje aan hoe multiculti de stad is. Naast de Hindu en de Chines tempels zijn er ook veel Christelijke kerken en moskeen te vinden. Veel borden worden hier ook in vier talen aangegeven : Engels, Chinees, Tamil en Maleis.

In Singapore kun je geweldig shoppen, dat is als je geld hebt en ruimte over in je bagage. Aangezien beide bij ons ontbreekt hebben beperken we ons tot window shopping. Orchard road, dÈ winkelstraat van Singapore, is een aaneenschakeling van grote warenhuizen en shoppingmalls. Op deze gigantisch brede straat is alles 7 dagen per week van ’s morgens 10 tot ’s avonds 10 open. Wij wandelen rond en verbazen ons over de uitgebreide kerstversieringen, we luisteren cd-tjes bij HMV en drinken koffie bij onze favoriete koffie-keten.

Voor onze volgende bestemming Malakka in MaleisiÎ kopen we met groot gemak kaartjes bij het busstation in het Noorden van de stad, nu maar hopen dat de reis ook zo vlekkeloos verloopt.

 Melakka 03 december – 05 december

De Melacca – Singapore Express doet er vijf uur over om van Singapore naar Melakka te rijden. De grensformaliteiten onderweg zijn erg relaxt. We moeten wel de bus uit en onze bagage zelf over de grens dragen. Maar als we eenmaal binnen in het douane kantoor zijn worden we met een grote glimlach en een vriendelijk “welcome to Malaysia” ontvangen.

Het eerste dat ons opvalt in Maleisië is de hoeveelheid palmbomen, overal langs de snelwegen staan hoge mooie palmbomen. Ook naarmate we meer van het land te zien krijgen blijft het ons opvallen dat er bijna overal gigantische bossen met palmbomen groeien. Verder worden we aangenaam verrast door de wegen, als je een tijdje door AziÎ reist raak je gewend aan wegen die het uiterste vergen van je zitvlak, maar hier zijn de snelwegen prachtig onderhouden. Uiteraard hangt daar een prijskaartje aan en de tolpoortjes zijn dan ook niet van de lucht.

Waar de plaats Melakka bekend om staat zijn de overblijfselen uit de Nederlands en Engelse koloniale periode. En wat mij betreft de vele spellingen van de plaatsnaam: Melacca, Malakka, Melaka, Malaka en ga zo maar door, maar dat terzijde. Op een plein in het centrum van de stad vindt je een aantal vuurrode gebouwen, het zijn de koloniale overblijfselen van onze voorouders. Het meest herkenbaar als Nederlands gebouw is het “Stadthuys” dat nu een museum is. Op de gevel prijkt nog de Oud Hollandsche naam, het stamt dan ook uit 1641 en wordt als oudste Nederlands koloniaal gebouw beschouwd. Naast het Stadthuys staat de ChristChurch. Deze kerk hebben de Engelsen duidelijk omgedoopt, maar het is in oorsprong een Nederlands gebouw. Beide gebouwen zijn zo rood als een kreeft. Het is een ontzettend leuk pleintje waar allemaal mannetjes staan te wachten met prachtig versierde Riksja’s, bloemenkransen, lichtjes en sommige zelfs met muziek. Voor een x bedrag rijden ze toeristen door de stad heen te rijden. Dit heeft vooral gretig aftrek bij de Japanners die met busladingen aangevoerd worden voor een dagje Melakka.

Wij blijven wat langer in Malakka omdat we zo’n gezellig hostel gevonden hebben. Robins Nest 2 is het net of je bij de eigenaren thuis logeert en dat is eigenlijk ook wel zo. Zij wonen op de eerste verdieping en in hun huiskamer is een kleine receptie balie. Alle gasten zijn van harte welkom om van diezelfde huiskamer gebruik te maken. Wij logeren op het dak, naast het wasgoed van de familie zijn twee kamers waarvan wij er in een onze intrek nemen. Het is een eenvoudige kamer met een matras op de grond, maar het is er zeer schoon.

De eerste dag gaan we gelijk aan de wandel met de baby des huize: Rismal en een van de vaste gasten van het guesthouse: Elizabeth. Een Engelse dame op leeftijd, we schatten haar eind 60. Het trekt wel wat bekijks in het winkelcentrum, drie van die bleekneuzen duwen een kinderwagen met een donker kindje. Je ziet ze denken: adoptie? Kidnap?

We brengen ook best veel tijd door in de huiskamer om samen met andere gasten naar de slecht gekopieerde nieuwste films te kijken, zo zien we Harry Potter voor de tweede keer binnen een week na uitkomst in de bioscopen. De eerste keer was nog op groot scherm in Singapore. En we eten er ook, onze gastvrouw kan heerlijk kopen en rekent hier een schijntje voor.

We weten ons zo nu en dan los te weken uit de huiskamer om wat van het stadje te gaan zien. Zo gaan we naast eerder genoemd plein ook naar St. Pauls Hill om deze te beklimmen. Deze heuvel grenst aan het plein, onze voorouders hebben hier destijds een fort gebouwd om goed uitzicht op zee te hebben. Dat hebben wij uiteraard ook als we eenmaal hijgend en puffend de top bereikt hebben. Van het fort zelf is niet veel meer over, wel staan er nog aardig wat oude grafstenen met Oud-Hollandsche teksten.

Aan de overkant van het rivier die door Malakka stroomt ligt China town en dat begint zo onderhand een erg voorspelbaar te worden, iedere stad hier in de oriënt heeft wel een China town. Maar meestal is het er erg leuk. Zo ook hier, veel tempels die nog druk in gebruik zijn en winkels met allerhande papieren spullen die meegegeven worden aan de overledene bij de crematie. Al het nepgeld en aardse goederen worden gelijk met het lichaam van de dode verbrand. Het idee is dat de overledene deze zaken kan gebruiken in het hiernamaals. Ik vraag me af wat een dode Chinees gaat doen met een papieren mobiele telefoon.

We treffen ook nog een Indiase Hindu tempel en een Islamitische Moskee aan in “China town”.  Net als in Singapore vormen de inwoners van Maleisië ook een mengelmoes van volkeren, mede met dank aan de “import” van onder andere de Engelse koloniale heersers. Naast de Maleisiërs leven er ontzettend veel Chinezen en Indiërs op het schiereiland. Veel mensen spreken hier ook als tweede taal Engels om het communiceren tussen de verschillende bevolkingsgroepen te vergemakkelijken. Een mooie bijkomstigheid van deze mix is al het lekkere eten dat hier te krijgen is. Ik heb eens ergens gelezen dat je in Maleisië waarschijnlijk lekkerder Indiaas kunt eten dan in heel India.

Kuala Lumpur 06 december – 07 december

Big City, Big City, we trekken bij binnenkomst van elke grote stad iedere keer weer deze klassieker van Tol Hansen uit de kast. Maar het is weer eens een waarheid als een koe : Kuala Lumpur hoofdstad van Maleisië is een Big City (maar om nu verder te zingen “you’re so pretty..”, dat moet nog blijken). Op het eerste gezicht is Kuala Lumpur druk; veel verkeer, druk verkeer, veel mensen, drukke mensen, veel verschillende luchtjes, veel vieze luchtjes. Maar we vinden wel snel  een verschrikkelijk schoon hostel vlak naast het busstation en op steenworp afstand van ChinaTown en de gouden driehoek. We delen een vierpersoonskamer met twee stapelbedden met een meisje dat we in Robin’s Nest ontmoet hebben en een Chinees. Die laatste hebben we slechts een keer gezien, daarna bleef zijn bagage staan, maar zijn bed onbeslapen. We slaan de Lonely Planet er eens goed op na en we komen tot de conclusie dat we aan anderhalve dag KL misschien wel genoeg hebben.

De eerste avond gaan we na een heerlijk middagdutje naar de Petronas Towers. Deze kantoor torens zijn de meest herkenbare gebouwen van Kuala Lumpur en terecht. Het zijn twee enorm mooie torens : blinkend metaal en prachtig vormgegeven. Een brug halverwege verbind de twee torens die het hoogste kantoorgebouw van de wereld vormen. ’s Avonds worden de torens prachtig uitgelicht en dat is ook de tijd dat wij erheen wandelen voor een foto. Aan de achterkant van het gebouw is een gezellig modern winkelcentrum. Buiten zijn er veel terrassen die uitzicht hebben op een grote vijver en een park. Grote aantallen Maleisiërs verzamelen zich hier om naar een gave licht en water show te kijken. Het is nu al met al iedere avond wel een feestje voor de meeste mensen hier : Maleisië is voornamelijk een Islamitisch land en we zitten nu midden in de ramadan. Tegen het vallen van de avond na een lange dag vasten worden vaak de meest heerlijke maaltijden bereidt en er wordt echt een klein (familie)feestje van gemaakt om dit samen op te eten.

Overdag maken we een flinke wandeling van ons hostel naar het treinstation van Kuala Lumpur. Dit is een monster van een gebouw dat nog door de Engelsen gebouwd is. Maleisië is pas sinds 1957 een onafhankelijk land, dus de sporen van deze koloniale grootmacht isn vaak nog goed terug te zien. Bij de bouw van het station heeft men duidelijk voor een Moorse stijl gekozen. Het resultaat is een groot fantasierijk  gebouw met veel bogen en torentjes, het zou in de Efteling niet misstaan.

Niet al te ver van het station is het Merdaka plein waar we nog meer van deze typische Moors geïnspireerde gebouwen vinden. Gelegen aan een groot gras/cricket-veld waar de Maleise vlag trots wappert. Het is een mooie plek voor foto’s van de stad met in de verte uitzicht op eerder genoemde Petronas towers en de KL communicatie toren.

Die laatste bedwingen we tegen het schemer. Op 265 meter hoogte kijken we uit over de stad terwijl de zon onder gaat en de lichtjes van de stad langzaam aanspringen. Op weg naar de toren komen we nog een aap tegen, niet bijzonder in Maleisië maar ik vind het midden in een grote stad zoals Kuala Lumpur wel opmerkelijk. Het is overigens wel een hele groene stad, dat zien we nog eens duidelijk vanaf de toren, veel parken en een mooi heuvellandschap op de achtergrond.

In de avond zitten we in de lobby van het hostel wat tv te kijken op een van de grote leren banken die hier staan. Een andere gast heeft een DVD gekocht van Elvis en zet deze trots op. De man en zijn vrienden zijn tot tranen geroerd door het optreden op de tv. Op het zetje banken ernaast zitten echte Jean Claude van Damme fans, ze kijken zeer gespannen naar de DVD die ze net op straat gekocht hebben. Dit soort mensen maken mijn avond!

Cameron Highlands 08 december – 10 december

De bus moet ons op nog geen 30 meter van het hostel bij een Shell station afhalen. Als we daar staan komt de bus met een noodgang voorbij rijden en stopte 100 meter verderop. Als je toch niet oplet hier ! Het is zoals verwacht een ouwe klote bus met een kapotte uitlaat en een haperende versnellingsbak. Het resultaat is een enorme herrie die zelfs de tv, die op geluidssterkte 63 gezet wordt, weet te overstemmen. Na vijf lawaaierige uren en ontelbare bochten worden we in Tanah Rata bij het kleine busstation afgeleverd.

Vanaf hier laten we ons afvoeren naar een hostel. Hier  hangen we wat rond in de fijne tuin en kletsen met wat ander reizigers. ’s Avonds eten we samen met een nieuwe vriend weer Indiaas bij de enige pub die dit dorp rijk is.

De Cameron Highlands zijn in 1885 door ene William Cameron (her)ontdekt toen hij door de jungle een pad aan het hakken was en deze vallei tegenkwam die hij wel erg geschikt vond als Engels vakantie oord. En gelijk had ie, het is er geweldig groen en de temperatuur is ook erg aantrekkelijk Terwijl het in nagenoeg heel Maleisië al snel tegen de 40 graden Celsius loopt is het hier zo rond de 20 graden, een hele goede temperatuur om nog wat van de omgeving te gaan zien. Het is ook de ideale temperatuur om thee te verbouwen en dat is ook iets waar de Cameron Highlands bekend om staan.

We willen wat van deze thee plantages van dichtbij bekijken en kiezen vanwege het gemak voor een alleraardigst toertje door de omgeving. Een aardige in en in donkere Indiër met een grote snor is onze gids. Hij brengt ons en nog wat toeristen in een minibusje naar een aantal farms in de omgeving. De eerste stop is bij een rozenkweker die meer dan alleen in rozen doet. Zo heeft hij nog andere soorten bloemen maar ook een aardige verzameling kitscherige beelden, van sneeuwwitje en de zeven dwergen tot een schoen zo groot als een huis. Via allerlei trappen en terrassen komen we bij een uitzicht punt met mooi zicht op de groene omgeving, het plaatsje en alle commerciële farms. De volgende stop, een aardbeienfarm, is weinig bijzonders. Aardbeienplantjes in een kas en gratis jam proeven in een poging je over te halen tot een aankoop.

De Sungai Palas theeplantage daarna is wel weer erg de moeite waard. De route erheen gaat over een bochtig weggetje over het 700 hectare grote landgoed. De theestruiken zijn allemaal tegen de heuvel opgebouwd. Het lijkt me een heidens karwei zijn om die te plukken. De mensen die dit werk tegenwoordig doen worden uit Indonesië, India en Bangladesh aangetrokken. De Indiërs die generaties geleden voor dit werk door de Engelsen uit India zijn gehaald trekken hun neus op voor dit zware werk.

We leren dat er iedere dag geplukt wordt, m.u.v. zondag, dat is de vrije dag. Een plant heeft na het plukken drie weken nodig om weer genoeg groene blaadjes te laten groeien om opnieuw geplukt te worden. Een gemiddelde theestruik kan ongeveer 120 jaar meegaan. De plantages hier in de highlands dateren allemaal van rond 1929, dus men heeft nog een kleine 50 jaar te gaan voor er weer nieuwe aanplant nodig is. Na een nogal ongeïnspireerde rondleiding door de fabriek mogen we in het theehuis wat van die heerlijke thee proeven.

Volgende stop word de Butterfly farm waar, zoals de naam doet vermoeden, vlinders te bewonderen zijn. Ze houden er ook allerlei interessante insecten, zoals hele grote torren met enge scherpe scharen, bladkikkers die in een laagje water tussen wat oude bladeren liggen en doordat ze van boven gezien net op een blad lijkt haast niet te onderscheiden zijn. Nagenoeg hetzelfde geldt voor de bladinsecten, al hangen die in een plant.

Bij de Honey bee farm staat een grappig mollig Chinees meisje klaar om ons van alles te vertellen over honing en laat ze ons ook een beetje proeven. Bij een bezoekje aan de markt slaan we voor de broodnodige vitaminen wat fruit in, waaronder een zgn. Maleise appel. Z’n uiterlijk is een kruising tussen een aardappel, een ui en een meloen, maar gelukkig lijkt de smaak meer op een  meloen.

De trip word afgesloten met een Chinese tempel die strak in de verf staat, grappig zijn de bekende leeuwen die altijd voor de ingang van een Chinese tempel staan En vaak voor Chinees restaurant in Nederland. Deze waren zo gedetailleerd vormgegeven dat er geen twijfel over bestaat wie nu het mannetje en wie nu het vrouwtje is.

Typisch Indiaas Maleis is het eten vanaf een bananenblad, als je zo’n blad voor je neus gedeponeerd krijgt komen er vanuit alle hoeken en gaten van het restaurant mensjes aangeslopen die uit allerlei lekker geurende bakken hoopjes eten op je bananenblad scheppen. Het is zaak om dit met je rechterhand te eten. Je kunt eventueel een Naan, een Chapati of een ander Indiaas brood gebruiken om het eten op te scheppen. Maar men kent de toerist langer dan vandaag dus vork en lepel worden er ook bij geleverd. Aan het eind van de maaltijd wordt het bananenblad eenvoudig opgevouwen en weggegooid.

De Cameron Highlands is de door het fijne koele klimaat en de geweldig groene omgeving een uitgelezen plek voor een lekkere wandeling.  Men heeft hier iets van 15 verschillende wandeltochten door de omgeving in kaart gebracht en noemt deze ietwat optimistisch “Junglewalks”. Wij kiezen een route die ons langs een riviertje tot aan een waterval brengt en verder de heuvel op voor een geweldig uitzicht over een groot deel van de streek.

Penang 11 december – 14 december

Penang is een eiland voor de Noordwestkust van het schiereiland Maleisië. Het eiland is met een kilometerslange brug aan het vasteland verbonden. Over die brug komen wij ook aan na een erg lange busrit. Een rit die nog onderbroken word voor een paar reparaties. We stoppen in de middle-of-nowhere om een achterlamp en wat stoelen te repareren. Maar liever zagen we dat ze de versnellingsbak aangepakt hadden. Na een nogal rammelde rit begint deze op slechts enkele honderden meters van het busstation in Penang namelijk zo te haperen dat de chauffeur geen enkele versnelling meer te pakken krijgt. Met horten en stoten komen we het busstation binnen rochelen. We trekken aardig de aandacht van omstanders die spontaan een steigerend paard nadoen.

Georgetown is de hoofdstad en daar logeren we ons gehele verblijf op het eiland. In een oud Chinees pand in (3 maal raden…) Chinatown. Heel Georgetown staat vol met deze zogenaamde Chinese shophouses. Ze bestaan uit een winkelruimte op de begane grond en daarboven is nog een verdieping waar de eigenaar van de winkel in de regel woont. Hierdoor bestaat het centrum van de stad voornamelijk uit laagbouw wat samen met de vele fietstaxi’s die er rijden nog een beetje een gezellig ouderwets sfeertje geeft.

Op onze eerste dag komen we een bekende uit Melaka tegen: Liz. Deze Engelse dame is een geweldig figuur, ze reist als sinds 1957 een groot deel van het jaar door Azië en weet ook overal de weg. Tegenwoordig verblijft ze bijna continu in Melakka bij Robins Nest 2. Maar ze heeft last van haar gebit en de beste tandartsen, weet ze ons te vertellen, vind je in Georgetown. Ze neemt ons op sleeptouw door Koloniaal Georgetown.

Ze loodst ons het luxe Eastern & Oriëntal hotel in, waar we aan de achterkant aan de waterkant een geweldig uitzicht hebben op de skyline van Georgetown. We lopen verder langs de zee langs allerlei oude Engelse gebouwen waar Liz over bijna alles wel wat te vertellen heeft. Zo spreekt ze ze over het “oude” en het “nieuwe” postkantoor. Als we een dag later bij de laatste langs lopen zien we een plaquette hangen waarop staat dat deze in 1962 geopend is……onze Liz gaat dus inderdaad al wat jaartjes mee.

Ze neemt ons ook mee naar een heel lekker Indiaas eethuisje. Maik eet hier nietsvermoedend boksballen, hij dacht dat het kikkererwten waren. Als Liz hem vraagt of hij die testikels lekker vindt, verliest hij toch wel een beetje zijn eetlust.

De Kek Lok Si tempel, de bekendste Boeddhistische tempel van Penang en de grootste van Maleisië, is iets buiten de stad tegen een heuvel opgebouwd. Wij gaan er natuurlijk heen, en wel met het lokale rammelbusje. Als we aangekomen zijn blikt de klim omhoog te gaan door een haag van souvenirstalletjes. Een haag zo dik dat we even denken dat we een verkeerde afslag genomen hebben, het winkelcentrum i.p.v. de tempeltrappen.

De tempel zelf bestaat uit verscheidene verschillende pagodes. Er is een pagode in Thaise stijl met naar men zegt 1000 Boeddha beelden, een grote Chinese pagode met blinkend gouden Boeddha beelden en marmer op de vloer dat net zo glimt door het vele bezemen. Maar het mooist vond ik de de toren in Birmese stijl. Een witte toren met galerijen en een gouden puntdakje. Op een vreemde manier doet het me aan een Aziatische versie van de toren van Pisa denken. Helemaal boven op de heuvel op het hoogste paviljoen staat een gigantisch bronzen beeld van Kuan Yi, de godin van genade. Samen maken deze verschillende stijlen een prachtig en kleurrijk geheel.

Iets verderop zijn stappen we aan boord van een treintje dat ons naar de top van Penang Hill brengt, en in wat voor tempo vragen wij u ! In de folder staat dat het treintje maar liefst 1.5 meter per seconde gaat en dat over 2007 meter, reken maar uit. Dikke stront door een trechter is een van de eerste vergelijkingen die in ons opkomt.

Eenmaal boven aangekomen is het uitzicht allemachtig prachtig; we kijken uit over de stad Georgetown, het vasteland bij Butterworth en de gigantisch lange brug ertussen. Boven op de 830 meter hoge berg is het heerlijk koel vergeleken met de hitte van de stad beneden. Maar afgezien van het uitzicht en prettige klimaat is er verder weinig te beleven. Ook omdat we nog minstens een half uur terug te gaan hebben met de “raket van Penang” blijven we maar niet te lang hangen.

De bus terug naar de stad, in het donker inmiddels blijkt de Indie-disco express. Een swingende chauffeur, spannende verlichting, een kapotte vering en de laatste hits uit India keihard door de bus. Erg gezellig!

‘s Avonds eten we weer bij de Indiër, dit keer in gezelschap van een rat. Wij zitten buiten op kleine plastic stoeltje op de weg onze Roti Canai met curry naar binnen te werken terwijl de rat ontelbare pogingen doet om in de vuilnisbak te springen voor het menu van de dag, Smakelijk eten !

Omdat Penang toch ook bekend staat om het strand pakken we op een middag ook even de bus in de richting van Batu Ferrenghi. We zitten eerst een half uurtje uitlaatgassen te happen op het busstation voor de bus komt. Het blijkt dan nog een klein uurtje rammelen door Georgetown en langs de kust terwijl Maik herhaaldelijk in zijn nek geniest word. Bij het Shangri La Golden Sands hotel strijken we op het strand en pakken we een zonnetje. Het is een fraai strand, maar niet heel bijzonder tropisch.

De volgende dag verlaten we Penang en Maleisië met een minibusje richting Thailand. De rit eindigt in Krabi waar we wat strand willen ìnpakken voor we verder doorreizen naar Ko Pha Ngan. Daar ontmoeten we vrienden om samen kerst en oud en nieuw door te brengen!

Lees over het vervolg van de reis in het reisverslag Thailand

December 2001

Plaats een reactie