Australië 2001

In 2001 beginnen we aan een reis van ruim 6 maanden door Rusland, Mongolië, China, Australië, Indonesië, Maleisië, Singapore, Thailand en Laos.

Hieronder het verslag van de reis door Australië

Sydney 26 sep – 03 oct

Prachtige stad, echt zo’n stad om te denken: “hier zou ik wel kunnen wonen”. Dat gaan we nu dan niet doen, we kiezen voor een week in het Boomerang Backpackers hostel. Dat is niet erg hoor, het is er schoon en ruim en vooral de gezamenlijk keuken is erg handig voor het koken van een lekker gehaktballetje met bloemkool. Alleen stikt het er van de klaplopers, van die gasten die ’s morgens om half tien half naakt en op hun blote kakken de keuken in komen slenteren, even op hun ongewassen achterhoofd krabben om zo sloom mogelijk te zeggen : “Uh…….did I miss breakfast ?”. Elke dag hetzelfde: tussen 8 en 9 is er gratis ontbijt en elke dag komen ze te laat en krijgen ze een boterham met jam toegeschoven. Als ze dat op hebben kruipen ze weer in hun hol waar ze tegen het middag uur weer uitkomen om de bank te gaan liggen in de gezamenlijke huiskamer waar ze rest van de dag tv kijken en aan iedereen die het niet horen wil vertellen hoeveel ze wel niet gezopen hebben de vorige avond. Zo rond een uur of 6 komt er weer wat leven in en gaan ze de keuken in om een engels culinair hoogstandje te bereiden : sausages and eggs. Koppie lauwe thee met melk na en dan weer op de bank tot het tijd is om dronken te gaan worden. Dit herhaalt zich iedere dag en als ze dan na een half jaar thuiskomen kunnen ze zeggen dat ze een half jaar in Australië geweest zijn en daar gaat het tenslotte om. En rijk zijn ze ook niet ……… het volgende is waar gebeurd :

Wij hebben net de eerder genoemde gehaktbal met bloemkool en aardappelen op , Nicole schuift de restjes op een bord en loopt richting vuilnisbak. Daar staat een klaploper wazig voor zich uit te kijken en net op het moment dat Nicole de vork over het bord haalt om alles in de kiepelton te laten verdwijnen komt er geluid uit de klaploper :

“Uh………..aren’t you going to eat those potatoes ?”

Nicole : ” eh, No”

Klaploper : “Oh………….can I have them than ?”

Nicole : “………….(kijk verbijstert in Maik zijn richting)…………………………….. yeah sure”.

Klaploper haalt vervolgens ergens een kommetje vandaan, schuift onze restjes erin en gaat dat heerlijk op de bank voor de tv naar binnen werken, niet wetende dat de restjes die Maik tussen zijn tanden vandaan gepoerd heeft er als extraatje tussen liggen.

Maar goed, wat doen wij dan allemaal gedaan in Sydney ? Picknicken in the Domain, een van de vele parken die je in Sydney kunt vinden. Lekker in het zonnetje liggen met een broodje brie. In the Domain ligt de New South Wales Art Gallery waar we een uurtje of wat tussen de oude meesters en de moderne kunstwerken ronddwalen. Ook de afdeling met Aziatische kunst is zeer de moeite waard, het brengt ons in gedachte terug naar China en vast vooruit naar Thailand.

Verder liggen de fantastische Botanical Gardens waar de volgende tektst op een bord bij de ingang te vinden is : “please walk on the grass, we also invite you to smell the roses, hug the trees, talk to the birds and picknick on the lawn” Als dat geen uitnodiging is. Het park ligt heel centraal in Sydney aan de baai met uitzicht op Sydney Harbour. Schitterend om vanuit deze tuin met allerlei typische bomen en planten uitzicht te hebben op de indrukwekkende Harbour bridge en het wereldberoemde Sydney Opera House. De enige herrie die je er hoort zijn de tropische vogels die krijsend door het park vliegen en rakelings langs of over je heen scheren, schitterende witte beesten met een knalgele kuif. De gardens zijn ook mateloos populair bij bruidsparen die hier hun foto’s laten schieten, je kunt ze geen ongelijk geven de omgeving en het uitzicht is magnifiek.

Sydney kent heel veel plaatsen waar je mooi uitzicht hebt op met name de haven, Sydney harbour is het hart van de stad waar alles om draait. Wij maken er een heerlijke morning coffee cruise doorheen aan boord van een schitterend catamaran jacht. Een ochtend varen langs kleine en grote baaien met heerlijke strandjes en dure optrekjes (14 miljoen Australische doller is hier niets voor een huis met uitzicht op de haven). Vanwege de goede wind ligt de baai vol met zeilschepen en jachten. Lekker met onze kop in de zon en een bakje Douwe Egberts koffie met gebak.

Al wandelend verkennen we de rest van de stad : de Rocks; het gedeelte van de stad waar ooit de eerste schepen met veroordeelden uit Engeland aankwamen is nu de oudste stadswijk met leuke winkeltjes en veel restaurantjes, terassen en pubs. Vanaf het observatorium op de heuvel hebben we en prachtig uitzicht op de imposante Sydney Harbour bridge. Het centrum rond Circular Quay waar alle ferries vandaan vertrekken en het beroemde Opera House ligt. Geen beeld van Sydney is kompleet zonder het Opera House, men heeft er 14 jaar over gedaan om dit aparte theater te bouwen. De architect wil met de witte puntige daken de suggestie van zeilen van een schip wekken en dat is hem gelukt ook. Als de zon op de tegels schijnt en het wit reflecteert is het gebouw op zijn allermooist.

Woollomoollo; de oude haven waar nu de marine zijn schepen nog heeft liggen en waar de oude werven heel mooi omgebouwd zijn tot appartementen en restaurants.

Kings Cross; de hoeren buurt van Sydney ligt vlakbij ons hostel. Hier vindt je naast de dames en de clubs allerlei internet cafés, bars en restaurantjes. Iets achter ons hotel is Oxford street waar je veel leuke en betaalbare restaurantjes afgewisseld ziet met de meest trendy tenten.

Darling Harbour, (alweer) een haven volledig getransformeerd tot entertainment centrum met een bioscoop, restaurants en terrassen, een aquarium en museum. Meer iets voor mensen met kinderen en een zondag middag over, niet iets voor ons bleek.

Fish Market, dagje uit voor Maik. Naast de verkoop van hele mooie super verse vis ook gezellige terrasjes aan het water waar je die verse vis lekker op kunt peuzelen. Het is wel zaak op te passen voor de brutale en zeer gewiekste meeuwen, als je niet uitkijkt gaat r eentje met je visje vliegen !.

Manley, een van de vele stranden van Sydney waar je met de ferry heen gaat. De tocht erheen is half de lol; door de prachtige haven van Sydney. Manley is net een soort Egmond aan Zee ; strand, winkeltjes en goedkope friettentjes. Alleen is het strand hier in Australië toch wel even wat mooier dan we thuis gewend zijn.

Uit eten in Sydney is ook zeer de moeite waard, niet alleen is er heel veel keus uit allerlei goede restaurantjes en trendy zaken maar het is ook een stuk voordeliger dan in Nederland. En het BYO concept is ook een hele goede uitvinding; BYO staat voor Bring Your Own en houdt in dat je bij een bottle shop een lekker (gekoeld) flesje wijn uitzoekt en dit bij binnenkomst van het restaurant afgeeft aan de ober, die ontkurkt en serveert de wijn vervolgens tegen een kleine bijdrage (kurkengeld, meestal iets van $2.00).

We blijven in totaal een week in Sydney voor we op pad gaan om via de Oostkust de rest van het land te gaan verkennen.

Brisbane 04 okt – 06 okt

Na 14 uur in een bus van Premier Motor Services komen we behoorlijk gaar aan in Brisbane. Een hostel is snel gevonden, dit keer weinig klaplopers maar wel een pub met goedkoop bier en een terras met uitzicht op de rivier en de stad. Het centrum van Brisbane is compact en heel gezellig. Naast de oudere gebouwen uit de begintijd van Australië onder Engels bewind moderne kantoren van tig verdiepingen. Ook veel straatmuzikanten die er een vrolijk geheel van maken. Ook in Brisbane gaan we naar de Botanical Gardens, een heel relaxt park in een bocht van de rivier. Zo relaxt dat we lekker een tukkie doen hebben in het gras met ons bolletje in de zon. Een van de leuke dingen van een doodnormaal park in Australië zijn de voor ons niet zo doodnormale vogels. Waar we thuis voor naar een dierenpark zouden gaan vliegt hier gewoon door het park. Zo heb je de Magpie een klein zwart vogeltje waarvoor men allerlei waarschuwingsborden ophangt dat tijdens het voorjaar ze zo waakzaam zijn over hun nesten dat ze mensen aanvallen………….hmmm. Het kan ook voorkomen dat je in het gras ligt te dutten en wakker wordt van een schreeuwende aap, niet dus dat is een Coockabaroo een soort papagaai die zeer merkwaardige geluiden maken.

Koala’s en Kangaroos

Lone Pine is een dierenpark net buiten Brisbane waar je oog in oog komt te staan met de native Australians. En het leukste is : je mag ze nog aanraken ook. Zo is er een grasveld waar tientallen kangoeroes rondhuppelen en daar mag je niet alleen tussendoor wandelen, je mag ze ook voeren. Ontzettend leuk hoor om een handje droogvoer te geven aan een kwijlende kangoeroe. Naast de kleiner exemplaren hoppen er ook aardig wat kanjers van beesten tussen maar allemaal erg tam en zachtaardig. De koala’s vindten we overal in het park, ze zitten de hele dag in een boom en doen weinig anders dan slapen (gemiddeld zo’n 19 uur per dag). Maar wat zijn die beesten schattig, aaibaarheidsfactor 10 ! Sommige hebben een jonkie in hun buidel dat net als mama lekker ligt te slapen. Gelukkig worden ze zo nu en dan wakker gemaakt om op de foto te gaan met een toerist. Zo komt het dat dat er nu een foto bestaat van Nicole met een koala in haar armen.

We zijn inmiddels al aan het brainstormen hoe we die koala naast die panda gaan huisvesten in onze nieuwe flat, misschien nog wat ruimte in de gemeenschappelijk tuin voor een kangoeroe?

De laatste ochtend voor we met de bus verder reizen wandelen n we nog even een museum in. Heel apart hoor het Queensland Museum : van plastic dinosauriërs, opgezette kangoeroes en levende kakkerlakken tot oude kerkorgels. Een beetje een bij-elkaar-geraapt- zooitje, maar wel vermakelijk voor een uurtje of 2. Aan dezelfde kant van de rivier ligt het Southbank riverpark waar het in het weekend gezellig druk is op een klein marktje en waar je lekker kunt zwemmen aan een kunstmatig aangelegd strandje.

Van Brisbane naar Hervey Bay is ongeveer 6 uur rijden met de bus, we komen er om een uur of 9 in de avond aan en we gaan niet al te laat naar bed daar we de volgende ochtend om 07.45 verwachten worden aan te treden voor de trip naar Fraser Island

Fraser Island 07 okt – 08 okt

Een gigantische 4 wheel drive (een zgn Mercedes MOG) komt ons in alle vroegte van het hostel afhalen en een kleine ferry brengt ons in een klein uurtje naar de overkant van de baai. Hier geen haventje of iets dergelijks, de laadklep word gewoon op het strand geklapt en daar gingen we het zand in. Fraser Island is namelijk alleen maar zand, het eiland heeft de grootte van Kreta en naar het schijnt 3 keer zoveel zand als in de Sahara. Het unieke echter van dit grootste zandeiland ter wereld is dat er wel degelijk van alles groeit, wat je niet zou verwachten op een grote zandplaat. Zo is er zelfs een heus regenwoud met bomen van wel 45 meter hoog, we maken hier een hele mooie wandeling doorheen en zien de meest vreemde en prachtige bomen. Als de gids aan het eind van de wandeling verteld over de dodelijke slangen en spinnen zijn we blij dat we niet van het zandpad afgeweken zijn.

Naast regenwoud vindt je er ook de echte Australische “bush”, boompjes dus. Hier mogen we een stukje “bushtucker” proberen, eten voor als je verdwaalt bent en echt scheel ziet van de honger want een gastronomische verrassing is dat stukje bittere gras niet.

Een van de weinige nederzettingen op het eiland is Happy Valley, een stukje zand vlak bij het strand met een restaurant en wat accommodaties. Hier lunchen we uitgebreid voor we verder rijden naar Lake Wabby; en dat is toch zo’n echt lekkere Australische naam.

Lake Wabby is een zoetwatermeer waarvoor je een 3 kwartier over een zandpad moet ploeteren om er te komen, maar het is de moeite waard. Aan een zijde van het meer een gigantisch woud met eucalyptus bomen en aan de andere zijde enorme hoge zandduinen die regelrecht het meer in gaan. Van dat hele mooie zachte zand. In het meer zwemmen niet alleen oververhitte toeristen maar ook aardig wat vissen, van die lekker grote meervallen die rakelings langs je scheren met hun snor-haren. Na deze verfrissende duik en een een beetje zonnebaden op de duinen rijden we terug over het strand. Op Fraser Island zijn geen verharde wegen, alleen zandpaden en het strand aan de oostkust is daar de grootste van ; hier zie je alle 4 wheel drives rijden. Het strand wordt sowieso niet voor zonnebaden gebruikt daar de zee veel te gevaarlijk is om in te zwemmen, als de onderstroom je niet regelrecht naar New Zeeland afvoert dan eten de haaien je wel op.

Voor we aan tafel gaan voor het diner maken we nog een strandwandeling en zien we iets geweldigs : enkele tientallen meters uit de kust zwemmen een paar walvissen ! . We zien ze buitelingen maken en de staartvin boven komen. Aan de spuitgaten kun je zien waar ze zwemmen, fantastisch ! Voor het avondmaal word door onze gids een echte Australische Barbie (BBQ) gemaakt, lekker een T-bone steakje en worstjes, salade bar en een goede Australische Chardonnay….genieten hoor. We slapen vervolgens in een tweepersoonskamer in een grote gemeenschappelijk caravan waar we de hele groep overnachtte, reuze gezellig.

Er wordt ons aangeraden om ons wasgoed aan de lijn flink te verankeren daar de dingo’s er om bekend staan deze ’s nachts te stelen. Wat moeten ze ermee vraag je je af, maar ze schijnen ook schoenen te stelen met een voorkeur voor linkerschoenen. Het eiland schijnt vergeven te zijn van de dingo’s, wij zien we maar eentje die lekker een strandwandelingetje aan het maken is. En als niemand je vertelt dat je deze  dieren onder geen beding mag voeren omdat het wilde dieren zijn die mensen en vooral kinderen aan kunnen vallen dan zou zo willen roepen : ” kom dan, kom dan bij het baasje ” ze zien er namelijk gewoon uit als huis-tuin-en-keuken honden. Wild wel eens waar, maar het enige verschil op het eerste gezicht is het geluid: dingo’s blaffen niet, maar huilen.

De volgende ochtend staan we weer vroeg op en na een uitgebreid ontbijt stappen we  in de MOG op naar de rest van het eiland. De eerste stop is bij het Maheno wrak, dit luxe passagiersschip is hier in 1935 aan wal geraakt en het roestige geraamte verdwijnt langzaam in zand en zee tot er uiteindelijk helemaal niets meer van over is. In Eli Creek nemen we een bad, deze zoetwater kreek stroomt vanuit een bron zo’n   13 km landinwaarts de zee in en heeft heel helder water, koud ook.

Het brede strand is ook de landingsbaan van de vliegtuigen die een “scenic flight” over Fraser Island maken. Maik maakt zo een vlucht en het is schitterend; een rondvlucht boven het eiland waardoor je heel duidelijk de kustlijnen en diverse meren en wouden (net broccoli ) ziet. Vanuit de lucht zie je ook wat er zoal in zee zwemt en er liggen behoorlijk wat haaien voor de kust.

We zien de haaien ook van wat dichterbij vanaf Indian Head, dit is een gigantische klif die uitsteekt in zee en je een : “birds eye view” over de helderblauwe zee geeft. Zo zagen we niet alleen haaien zwemmen maar ook stingrays (grote roggen), grote schildpadden en in de verte weer een paar walvissen, prachtig ! De picknick lunch is bij de Champaign pools, door rotsen omgeven pierebaden waar we veilig van de zeemonsters kunnen zwemmen. De golven slaan steeds met grote kracht over de rotsen en aan het hierdoor veroorzaakte schuim danken de baden haar naam. Op de weg terug naar de westkust stoppen we bij Lake Allom om een baantje te trekken tussen de zoetwater schildpadden. Van die kleine schattige diertjes die een beetje ronddobberen en af en toe hun koppie boven het water uitsteken.

Zo’n 6 dagen voor onze komst heeft een onvoorzichtige kampeerder met zijn kampvuurtje een gigantische bushfire veroorzaakt. Een groot deel van de begroeiing langs de route terug naar de westkust is helemaal zwartgeblakerd en platgebrand. Men maakt zich er echter niet al te druk over want over een maand of 6 schijnt alles weer aangegroeid te zijn.

Op de boot terug genieten we van de ondergaande zon boven Hervey Bay en nemen we afscheid  van de gezellige groep. Als afscheidskadootje komt er nog een groepje dolfijnen meezwemmen met de boot. Fraser Island is echt een aanrader !

Hervey Bay 09 okt

Hervey Bay is de plaats voor het maken van een walvis spotting tocht en de plaats om naar Fraser Island af te reizen. Omdat we vanaf Fraser Island al heel wat van de walvissen gezien hebben slaan we de dure alvis tocht over en gaan  we  een ochtend naar het strand en maken we van het middagbewolking gebruik om even wat aan de reisverhalen bij te werken.

Airlie Beach 10-12 oktober

Airlie Beach, de naam doet vermoeden  dat daar geweldige stranden te vinden zijn………niet dus. Er is wel strand maar het water is het grootste gedeelte van de dag weggetrokken. Het uitzicht op het modderveld voelt niet echt als een strand. Maar niet getreurd men heeft een prachtig openbaar zwembad aangelegd, direct aan de zee met uitzicht op de mooie kustlijn en de Withsunday Islands in de verte. Tijdens ons verblijf in Airlie voeren we zeer weinig uit: beetje bij het zwembad rondhangen, op ons balkon zitten met een flesje wijn. S’avonds gaan we naar een van de vele bars . In een zien we een  padden race; in deze bar kun je voor een x bedrag een pad “huren” die vervolgens in een cirkel geplaatst wordt en tegen andere “gehuurde” padden een race aangaat . Is jouw pad als eerste uit de cirkel en wint daarmee de race dan ben jij de gelukkige winnaar van een geldbedrag en een t-shirt of iets dergelijks, maar……..om die prijs te kunnen innen moet je nog wel even jouw pad een kusje geven ! En als je dan mazzel hebt veranderd ie in een prins en heb je dubbel prijs. Dit soort dingen vind men grappig in Queensland. Ook vallen we  de man van de didgeridoo winkel lastig door zijn zaakje binnen te wandelen en vervolgens stuk voor stuk in alle didgies te kwijlen, je wil niet weten wat voor geluid daar uit komt.

Van Airlie Beach is het “slechts” 4,52 uur met de bus naar Townsville onze volgende stop.

Magnetic Island 12 – 16 oktober

De bus komt iets te laat aan in Townsville maar we hebben nog genoeg tijd voor het gratis busje dat ons naar de ferry gaat brengen. Dit busje hoort bij het boot ticket voor de reis naar Magnetic Island. Maar al wat er komt op de afgesproken tijd : geen busje. Om 2 minuten voor de geplande vertrektijd van de boot komt het busje met piepende banden de hoek om scheuren en dropt ons met vliegende vaart bij de ferry die gelukkig gewacht heeft. We krijgen de indruk dat dit wel vaker gebeurt. Het is maar een klein half uurtje naar de overkant, maar wat een verschil. Magnetic Island ziet er bij aankomst al heel tropisch uit : een lange ouderwets houten pier waar de

ferry aanmeert en daarnaast een prachtig strandje met palmbomen. In de lokale bus naar onze akkomodatie hadden we uitzicht op nog meer mooie helderblaauwe baaien met van die verleidelijk wuivende palmen. Het “resort” ligt aan het strand en doet ons sterk denken aan een tv serie uit het begin van de jaren 80: Hi di Hi over een vakantiepark in de jaren 70, vooral de roodharige bebrilde springerige dame van de receptie deed sterk denken aan genoemde tv serie. Maar niet alleen dat deed terug denken aan die goed ouwe jaren 70 : ergens in dat tijdperk namelijk was men gestopt met het renoveren van de kamers en het resultaat was dat wij een ruime 3 persoonkamer tot onze beschikking krijgen in alle denkbare tinten bruin met hier en daar een oranje of groen accent. Maar het is er geweldig ! : we hebben een terras aan onze kamer en een tropisch zwembad voor de deur, iedere ochtend worden we door de vogels gewekt en eten we lekker ons ontbijtje op het terras met uitzicht op zee. We ontdekken een warme bakker in het dorpje verderop en zo hebben we voor het eerst in bijna twee maanden weer eens een echt vers broodje. We doen ons best om op Magnetic Island  zo min mogelijk te doen en dat is lukt ons aardig. Beetje zwemmen, beetje lezen, beetje hangen, beetje tv kijken : erg relaxt. Omdat we ons toch een beetje schuldig voelen maken we een aantal wandelingen over het eiland. Deze bushwalks kunnen behoorlijk pittig zijn in de zinderende hitte van Australië. De pittigste trip was een wandeling van meer dan 10 km waarvan het grootse gedeelte bergopwaarts, we zijn op zoek naar mooi uitzicht en koala’s en die hebben we vinden we alleei. Je zou er een stijve nek van kunnen krijgen; het omhoog in de bomen turen op zoek naar een grijs wollig wezentje, we komen er als snel achter dat het makkelijker is om naar de grond te kijken op zoek naar koala keuteltjes. Als we koala keuteltjes zien doet Maik de “zijn-ze-vers-test” (vraag niet hoe) en als we dan omhoog kijken zien we geheid binnen een straal van een paar meter een koala in een boom liggen slapen. Erg leuk voor de foto !

We zijn nooit van die vervente fanatieke vogelaars geweest, maar hier in Australië zijn de vogeltjes zo leuk dat je er vanzelf eentje wordt. Zo heb je van die kleine groene papagaaitjes die tegen schemertijd in massa’s rondvliegen en een gezellige boom uitzoeken waar ze met tientallen soortgenoten een heidens kabaal gaan maken : beetje net als spreeuwen. En dan is er onder andere op Magnetic Island ook de curlew : een loopvogel van een centimeter of 35 hoog waarvan minstens 15 cm opgaat aan zijn pootjes. Net een mini struisvogeltje op stelten. Als zo’n vogel langs je terras loopt en in de gaten krijgt dat ie toeschouwers heeft begint ie zachtjes te grommen (klinkt een beetje als een verstopte stofzuiger) en kijkt ie met van die glimmende kraaloogjes je schuin aan als of ie wil zeggen : ” ik ga je pakken, ik ga in je tenen pikken”. Erg verontrustend vogeltje.

Na een paar dagen verlaten we ons tropische eilandje, de bus naar Cairns roept ons… En wel voor het laatste traject op onze pas. We reizen langs de Oostkust op een buspas van Premier Motor Services die ons voor $224 per persoon in maximaal 3 maanden tijd van Sydney naar Cairns kan brengen, we mogen onderweg uitstappen waar we  willen en waar de bus stopt natuurlijk. De chauffeurs zijn aardige kerels. Ze leggen vriendelijk de regels van het rijden met de bus uit : drinken alleen in een af te sluiten flesje, veiligheidsgordels ten allen tijden om (boete hiervoor is voor rekening van de passagier) en gaarne niet op blote voeten in de bus. Deze mannen dragen bijna allemaal een korte broek, maar waarom is niet altijd duidelijk : ze trekken hun sokken zo hoog op dat alleen hun knieën frisse lucht krijgen en neem maar van ons aan dat dat vaak niet de mooiste knieën zijn. Het zijn stuk voor stuk flinke bussen; er past al snel een mannetje of 60 in. De dagritten zijn heel goed te doen ; genoeg stops en af en toe een filmpje onderweg. Maar de nachtritten zijn toch minder, het blijft een bus en die stoel is ontworpen om in te zitten en niet in te slapen. Het resultaat in de ochtend is naast een slechte adem een zeer verwrongen positie van de nek, het duurt een dag voor dat het hoofd weer recht op de romp zit.

Cairns e.o. 16 okt – 24 okt

Cairns is de grootste stad in Noord Queensland en het stikt er van de backpakkers. We logeren hier in een nogal afgetrapt hostel, maar het is er erg goedkoop : $ 30 voor een 2 persoonskamer. En voor dat bedrag krijgt iedere gast ook nog een gratis maaltijd. Met een couponnetje mag je naar een eetcafe dat in ruil voor dit stukje papier de vrekkerige backpakker voorziet van een gratis warme maaltijd. Die maaltijd bestaat meestal uit niet meer dan een kom spaghetti met ketchup. Ik ben persoonlijk nog nooit in aanraking geweest met het Leger des Heils, maar het zal ongeveer hetzelfde gevoel met zich mee brengen. Alhoewel Majoor Boshardt waarschijnlijk wel een betere hap op tafel zal zetten. Cairns is verder wel een gezellige plaats, veel eettentjes en barretjes en een hoop souvenirs shops en internetcafes, je kunt het hier goed uithouden.

Cape Tribulation 17 – 19 oktober

Vanuit Cairns maken we een drie-daagse trip naar Cape Tribulation. Met een busje worden we van het hostel afgehaald om in noordelijke richting te rijden. Al snel volgt de weg de prachtige kustlijn en slinger je door de bergen. Het noorden van Queensland is een schaars bevolkt gebied en dat is grotendeels te danken aan het enorme regenwoud dat men hier heeft. De eerste stop was bij Mossman waar we een wandeling gemaakt hebben door de Mossman Gorge. Een kloof die uitgesleten is door de rivier en volledig begroeit is met regenwoud. De gids liet ons het een en ander aan planten en dieren zien die typisch zijn voor dit groene bos. Om nog verder van de bewoonde wereld te raken moesten we met een kabel pondje de Daintree river oversteken, vanaf daar kom je weinig civilisatie meer tegen. Cape Tribulation in het Daintree National Park was ons eindpunt en staat bekend als het punt “where the reef meets the rainforest”. Captain James Cook raakte hier ooit in 1770 met zijn schip op het rif en aan de “troubels” die hij daarna had om zijn schip weer zeevaardig te krijgen dankt Cape Trib zijn naam. We werden afgeleverd bij onze accomodatie voor de komende twee nachten : the Jungle Lodge. We kregen hier de sleutel van een 2 persoons safari tent : een vierkanten canvas tent op een houten vlonder. Een klein tropische paradijsje. We hebben er heerlijk in het zwembad liggen dobberen, op de veranda van ons hutje gezeten en geluisterd naar de geluiden van de jungle. Vooral ’s nachts hoor je de vreemdste geluiden en er loopt altijd wel iets in de bosjes te scharrelen. De padden maken nog de meeste bewegingen en we schrokken ons vaak het apezuur als

er weer eentje uit de bosjes kwam springen. Gek genoeg springen ze niet zo hard als er een auto langs komt, want in de ochtend lag de weg altijd bezaaid met platgereden padden lijkjes. We hebben ook heerlijke lange strandwandelingen gemaakt op een van de mooiste stranden die we ooit gezien hebben. Schelpen verzameld met uitzicht op de prachtige groene Cape Tribulation. En natuurlijk door het regenwoud gewandeld, veilig uit de buurt blijvend van kreekjes en rivieren waar de beruchte krokodillen op de loer liggen.

Na 2 dagen kwam de bus ons helaas weer halen om ons terug te brengen naar de bewoonde wereld. Als laatste stop hebben we nog een cruise gemaakt over de Daintree River, op zoek naar Wildlife. En dat hebben we gevonden hoor : 2 hele krokodillen !! Ja de een nog groter dan de ander : een van wel 30 cm en eentje van maar liefst 50 cm……………………. echt poep-in-de-broek zo eng waren ze !

Terug in Cairns zijn we weer op gegaan voor de gratis maaltijd, dit keer iets beter binnen te houden dan de vorige keer maar nog steeds geen culinaire uitdaging. De bioscoop was een heerlijke koele oase in de tropische hitte…………..en Catz Rule !

Palm Cove 20 – 24 oktober

Ooit lang, lang geleden op een mooie dag in maart is Nicole naar een informatie avond voor reisagenten over Australie geweest en ja : daar werd een prijsje gewonnen. De tijd was nu gekomen om een deel daarvan te gaan innen en wel 4 nachten in het heerlijke tropische Villa Paradiso. De sunbus bracht ons van Cairns naar het ongeveer 15 km noordelijker gelegen Palm Cove, niet echt een backpakkersoord zoals we dat inmiddels gewend waren. Palm Cove staat namenlijk vol met dure hotels en appartementen complexen en is vergeven van de plebs. Ons appartementje was een verademing na weken van kleine kamertjes met toilet en douche op de gang. We kregen de beschikking over een 3 kamerappartement (iets van 150m2) en dat hield in een giga woonkamer, eetkamer, grote keuken, geweldig balkon met zeezicht, twee badkamers, een washok, twee grote slaapkamers en een klein strafhokje (slaapkamer nr 3, maar die zat op slot). Helaas hebben we maar anderhalve dag van het heerlijke tropische weer mogen genieten op het strand voor de deur op bij het zwembad in het complex. De derde dag hebben we binnen gezeten en al onze proviand naar binnen gewerkt terwijl we naar de storm buiten hebben zitten staren. Een gigantische storm met windhosen en enorme regenbuien terwijl we die bewuste dag een cruise naar het Great Barrier Reef geboekt hadden. Het zag er nu naar uit dat we een ruime 2000 km langs het rif over land gereisd waren en dit wereldwonder gewoon niet te zien zouden krijgen. Onze hoop was dat het de volgende dag beter weer zou worden en we als nog van wal konden. De volgende dag was de regen inderdaad verdwenen maar de donderwolken hingen nog steeds dreigend boven Palm Cove. We hebben de gok genomen en gelukkig maar, nog geen 20 minuten uit de kust brak de zon door en heeft ons de hele dag niet meer verlaten. We waren echter minder gelukkig met de groep Duitsers aan boord, toen we hen in het oog kregen ging onze angst gelijk uit naar het lunchbuffet : een boot vol Duitsers en een luch met koude worst en aardappelsalade, dat werd vechten of hongerlijden. Maar wat bleek de meeste duitsers hadden niet echt zeebenen en na een half uurtje varen hing de helft al zielig over de reling met een bruin zakje in de hand, de lunch was veilig ! We zaten aan

boord van de Ocean Spirit die ons naar het mooie Upolay Cay bracht, een klein zandeilandje midden op het rif. We zijn het rif eerst vanuit een semi-submersible gaan bekijken, een zogenaamd halb unterwasser U-bootje. Vanuit deze droge positie zie je heel mooi het koraal en een aantal vissen en konden we foto’s maken en stukken filmen, maar het haalt het toch niet bij snorkelen. Na de lunch werden we met een bootje naar de Cay gebracht en konden we de maskers opsjorren en de flippers aanflippen voor een middagje snorkelen. Geweldig ! , de vissen hebben alle kleuren van de regenboog : van die zwart-wit gestreepte zebra visjes, papagaai vissen met paars en geel en nog verschrikkelijk veel andere vissen waarvan we helaas de naam niet weten. Als je rustig boven het koraal bleef drijven kon je de vissen de algen van het koraal af horen knabbelen. Helaas kwam er ook weer een tijd om het rif te verlaten en zijn we teruggevaren naar het bewolkte Cairns. Onder het genot van een glaasje champagne en gitaarmuziek hebben we op het dek gezeten van het middagzonnetje genoten terwijl later bleek dat het aan land de hele dag bewolkt was geweest.

Afscheid nemen van ons top-appartement viel ons zwaar maar er komt een tijd van gaan en die was aangebroken toen het busje naar de airport voor kwam rijden. Op de luchthaven van Cairns hadden we het heel even gehad met de Australische douane, ze zijn namenlijk dodelijk streng. Als je Australië binnen komt wordt je nog net niet chemisch gereinigd, maar het scheelt niet veel. Alles wat ook maar met eten van doen heeft mag niet het land in uit angst voor ziektes ala mond en klauwzeer. Maar bij een binnenlandse vlucht verwachten wij toch geen rare dingen en toen bij inchecken gevraagd werd of we lucifers of aanstekers bij ons hadden antwoorden we braaf dat we inderdaad nog wat chineze doosjes lucifers hadden……..”eruit ! onmiddelijk uit de tas en in de vuilnisbak” ……ok……….. Toen door de scanner bij de douane ; men zag een gevaarlijk wapen onderin het rugzakje van Nicole : “open die tas”…… en ja hoor een levensgevaarlijke nagelvijl had zich op de bodem van het tasje verschranst en dat feest ging niet door, er werden geen nagels gevijld in het vliegtuig, inleveren die handel. Dus iedereen die zich afvraagt of wij nog wat merken van de aanslagen in Amerika, dit is er een klein voorbeeld van. Het eigenaardige is echter dat we na het inleveren van vijl en de lucifers een tax free winkel binnen wandelde waar niet alleen nagelvijlen, scharen en aanstekers te kopen waren maar ook zakmessen ! Bij binnenkomst in Darwin moesten we alweer wat inleveren : een sinaasappel. Er schijnen zelfs geheimzinnige fruitziektes te zijn die binnen Australië reizen………..

Darwin 24 – 26 oktober

Darwin is een echte frontier, hier houdt Australië op en val je eraf. In 1974 heeft hier de verwoestende orkaan Tracey huisgehouden en er staan niet veel oude gebouwen meer, maar de stad heeft een goede sfeer en het centrum is gezellig en compact. De plaats is ook vergeven van de Amerikaanse militairen, allemaal opgeschoten jongens met veel te hoog opgetrokken sportsokken. Toen we met de bus naar the Museum & Art Gallery of the Northern Territory gingen moesten we stoppen voor een controlepost waar een bewaker naar onze legitimatie vroeg, alles werd braaf genoteerd want wat bleek ; de bus volgeladen met joelende schoolkinderen reed een deel van zijn route over een legerbasis. Het schattige meisje naast ons wees vrolijk aan waar haar papa werkte, waar haar vriendinnetje woonde en vlak voor ze uitstapte waar zijzelf woonde. Het museum zelf was de moeite waard, veel Aborignal kunst en andere Australische kunstwerken maar ook een opgezette krokodil van een metertje of 5, typisch voor Australische musea die vreemde variatie in onderwerpen. Vanaf het museum zijn we langs de kust terug gelopen naar Mindil Beach. Hier vindt in het droge seizoen (The Top End ,zoals het rond Darwin heet , kent een droog seizoen van ongeveer april t/m oktober en een nat seizoen gedurende de rest van het jaar ) ieder donderdag avond een avondmarkt plaats. Wat een geweldig avond hebben we daar gehad, eerst de beroemde zonsondergang op het strand bekeken. Toen de zon onderging veranderde de hemel in een geweldig kleurenboek; van paars tot oranje echt machtig. En samen met half Darwin dat zich hier op het strand had verzameld zijn we van kraampje naar kraampje geslenterd en vanalles gegeten : er was Indiaas, Maleis, Chinees, Sri Lankaas, Indonesisch, Japans, Philipijns, Grieks eten te krijgen, maar ook fruitsappen en de nodige souvenirs stalletjes. Na alle sate en giant gamba’s hadden we behoefte aan wat zoetigs en net op dat moment kregen we een Hollands molentje in de gaten : een poffertjes kraam, wat een heerlijke “tropische” verrassing !

Overdag kan en wil een mens weinig doen in Darwin, het is er eenvoudigweg te heet voor. De benauwende hitte bereikt midden op de dag al snel eind dertig graden en dan is het alleen nog maar uit te houden in het zwembad (zielig zijn wij he ?). Maar de avonden zijn des te beter, van die heerlijk zwoele tropische avonden. Ideaal voor een openlucht bioscoop : op een kwartier lopen van het centrum in de haven en dus direkt aan zee is de deckchair cinema. Deze bios bestaat uit een verzameling strandstoelen die onder de palmen voor een scherm opgesteld staan. Gewapend met een kussentje onder ons hoofd en goed ingesmeerd met muggenolie hebben we hier liggen genieten van de geweldig Nurse Betty. De film was erg leuk maar de lokatie was ook geweldig; onder de maan en de sterrenhemel geeft toch net even een wat intiemere en specialere sfeer dan in de Tuschinski.n

Kakadu 27 – 29 oktober

Om kwart voor zeven in de ochtend stonden we nog slaapdronken in het toen al snikhete Darwin klaar bij onze mega 4 WD voor de toer naar Kakadu. We waren vlot uit Darwin en reden richting het oosten waar we al snel de grote termietenheuvels in de gaten kregen. Uiteraard zijn we gestopt om er eentje van dichtbij te bekijken. Deze gigant was ongeveer 3 meter hoog en waarschijnlijk zo’n 70 jaar oud. Het materiaal waar deze heuvels van gemaakt worden schijnt nog sterker te zijn dan beton en is in het verleden in Australië vaak gebruikt om landingsbanen voor vliegvelden aan te leggen.

Later stopte we bij een zgn wetland, hier had men ooit geprobeerd rijst te kweken maar dat wilde gezien de vele regen die hier valt niet echt lukken. Nu is het een natuurgebied waar we verschrikkelijk veel verschillende watervogels gezien hebben maar ook enkele zoetwater krokodillen. In Australië leven twee type krokodillen : de zoetwaterkrokodil (“freshie”) en de zoutwaterkrokodil (“saltie”). Ondanks hun naam kunnen ze best beide in zoetwater voorkomen. Het belangrijkste verschil voor ons is dat de salties verschrikkelijk gevaarlijk zijn voor mensen en de freshies nagenoeg niet, alleen als deze zich aangevallen voelen zullen ze naar mensen uithalen. Een saltie daareentegen is niet vies van een toerist voor lunch zo nu en dan en je wordt dan ook om de haverklap gewaarschuwd voor deze monsters die naar het schijnt in elk poeltje water in Noord Australië huizen. Echter de krokodillen die we in dit wetland zagen waren alleen de freshies.

Lunch genoten we op het kamp waar we ook de nacht gingen doorbrengen, we hadden met zijn tweetjes een gazen tentje en in een grote tent werden de maaltijden bereidt en ook genuttigd, alle tenten stonden al klaar voor ons zoals op alle campings waar we nog heen gingen. Gelukkig konden we voor de lunch even het zwembad in springen, het is namenlijk erg heet in dit deel van Australie. Ook hadden we midden in het zwembad wat minder last van de vliegen die nagenoeg de hele dag hun uiterste best doen om op je ogen, oren of in de neus te gaan zitten.

In de middag hebben we een boottocht gemaakt over de Mary River Billabong, dit stukje water schijnt de hoogste concentratie krokodillen van geheel de wereld te hebben. We hebben er in tegenstelling tot een voorgaande tocht op de Daintree River in Queensland inderdaad heel veel gezien. Van hele kleine freshies tot mega grote salties en met name die laatste zagen er ondanks dat ze doodstil lagen behoorlijk eng uit. Verder stikte het ook hier weer van watervogels, Kakadu alleen al beschikt over 280 verschillende soorten vogels. Het aantal verschillende soorten insekten is nog groter : 10.000 namenlijk. Aan het eind van de boottocht toen de zon achter de wolken ging zakken zagen we de mooiste kleuren in de lucht verschijnen, de Top End heeft echt de meest schitterende zonsondergangen.

Na het avondeten gingen we op voor een Aboriginal dansvoorstelling. Erg interaktief allemaal dus we hebben ook op de didgeridoo mogen pruttelen en een paar erg leuke dansjes uit mogen voeren rond het kampvuur.

De volgende dag liepen de wallabies (soort kleine kangeroos) bij het ontbijt over de campsite te hoppen, eentje was zelfs brutaal genoeg om in onze gezamelijke eettent te hoppen op zoek naar een makkelijk maaltje.

Wij gingen op voor een lange rit over voornamelijk zandpaden die alleen per 4WD te begaan zijn naar de Jim Jim Falls, helaas staat deze rond deze tijd van het jaar droog maar de omgeving is er niet minder mooi om. Het gaf ons wel meer tijd te besteden bij Twin Falls. Deze watervallen zijn alleen zwemmend te bereiken en dat hebben we dus gedaan, erg dapper van ons daar er saltwater en freshwater krokodillen in die rivier zwemmen. We zijn ze gelukkig niet tegengekomen maar iedereen zwom opvallend dicht bij elkaar. Na een minuut of 20 zwemmen kwamen we bij een grote poel waar twee schitterende watervallen in neer vielen, echt een geweldige plek. We hebben er onder de watervallen gestaan en zelfs via een smal richeltje achter weten te klimmen. Het water is echt superhelder en erg verfrissend in de hitte, een magische plek.

’s Avonds zijn we aan de bier en de wijn gegaan met onze toergenoten voor een een (kaart)spelletje Shithead. Verschrikkelijk gelachen met zijn allen en veel te veel gedronken, maar we sliepen met 5 man in een tent dus een beetje alcohol kwam wel van pas voor een goede nachtrust.

Kakadu staat niet alleen op de World Heritage lijst vanwege het belang op natuurgebied, maar ook vanwege het belang op cultureel gebied en de laatste dag op deze toer zijn we voornamelijk bezig geweest met de Aboriginal cultuur. We hebben twee Aboriginal Rock Art sites bezocht (Ubirr en Nourlangie) en dat was erg de moeite waard. De sites zijn tussen de 10 jaar en de 20.000 jaar oud, iets wat de Aboriginals zelf overigens weinig doet, zij zijn alleen geinteresseerd in het onderwerp van de schilderingen. Onze gids vertelde van alles over de verhalen achter de tekeningen en ook het gebruik van materialen en van alles over het leven van deze mensen in het algemeen.

Op de weg terug naar Darwin hebben we de bus omgetoverd in een Karaoke bus : lekker meezing muziek op en de microfoon van de gids door de bus laten gaan : erg gelachen weer !

Onze laatste avond van deze tour samen hebben we doorgebracht bij Vic’s in Darwin waar we onze maaltijd geserveerd kregen samen met grote jugs (kannen) beer. Na een echt backpakkers spelletje op het podium kregen we nog meer bier, het werd uiteraard te laat. Voor we dronken werden hebben we echter nog bij Woolworths allemaal een verschrikkelijk lelijke hoed gekocht met een vliegennetje : in Kakadu werden we namenlijk gek van de vliegen die op je gezicht gaan zitten en het schijnt bij Ayers Rock nog erger te worden. We zagen er dus in het vervolg uit als een paar bejaarde imkers.

Darwin – Alice Springs 30 oktober – 01 november

Helaas lieten we een gezellig deel van de groep achter toen we ’s morgens om 05.45 klaar stonden voor de grote bus die ons over een afstand van een kleine 1500 km naar Alice Springs zou gaan brengen. Dit keer een hele grote groep met veel (te veel) Nederlanders. Wij hadden gelukkig een aantal van onze vrienden van de vorige toer mee. De eerste dag gingen we naar Katherine Gorge (Nitmiluk) voor een kanotocht door de Gorge. In totaal zijn er 13 kloven waarvan wij er maar 2 hebben kunnen peddelen. Onderweg kwamen we namelijk aardig wat rapids tegen waar we met de kano over zgn rockbars moesten klimmen. Deze versperringen in de rivier bestonden uit grote gladde rotsen die in de meest onhandige posities in het zeer snel stromende water lagen. Het heeft ons wat teennagels, blaauwe plekken en schaafwonden gekost maar we hebben ze gepasseerd.

Na de eerste overnachting op een camping in Katherine zijn we de Stuart Highway weer op gegaan richting het zuiden. Bij Mataranka hebben we een bad genomen in het thermale bad hier dat midden in een klein stukje regenwoud ligt, niet echt verfrissend bij een watertemperatuur van 34 graden.
En toen was het rijden, rijden en nog eens rijden. Onze bus was inmiddels omgedoopt tot Priscilla, vernoemt naar de film over the Queen of the Desert. Op de tijd te doden deden we spelltjes als Bug lotto, wie de meeste dode insekten in zijn of haar vakje van de voorruit had ging ervandoor met de pot.

Voor lunch zijn we gestopt bij de oudste pub van the Northern Territory, de Daly Waters pub is al vanaf 1893 het kloppend hart van het 18 zielen tellende dorp.

Die nacht hebben we voor het eerst in een Swag overnacht op de Juno horse farm. Een swag (Sleep With Australian Guide wilde onze gids ons doen geloven…..) is een grote canvas envelop waarin een matrasje, op dit matrasje rol je je slaapzak uit en als je er in ligt rits je alles dicht en heb je de stralende sterrenhemel als uitzicht voor het slapengaan. We hebben in geen tijden zo goed geslapen als hier onder de blote hemel.

Met nog flink wat kilometers te gaan zijn we de volgende dag voor de verandering maar weer eens voor zonsopgang opgestaan. De Devils Marbles was onze enige stop van enig belang deze dag. Deze gigantische stenen zijn volgens Aboriginal geloof de eieren van de Ranbow Serpent, wij hebben er andere ideeën over. Er zijn twee stenen die altijd op de kiek genomen worden met een toerist er tussen in geklemt en dat hebben wij dus ook maar gedaan.
Op weg naar het zuiden zijn we de steenbokskeerkring gepasseerd en dat hield in dat we het tropische gedeelte van the Northern Territory achterlieten. En inderdaad na aankomst in Alice Springs bleek dat het hier weleenswaar erg warm is, maar niet zo ondraaglijk benauwd meer als in Darwin e.o.

Ayers Rock en King Canyon 02 – 04 november

Na een vochtig avondje in de bar van het hostel was het niet makkelijk opstaan voor alweer een toer. Dit keer richting de grootste rots ter wereld : Ayers Rock. Het busje zou niet misstaan in China : kleine stoeltjes met keiharde zittingen en weinig tot geen beenruimte, onze gids vertelde ons ook dat deze busjes ontworpen waren voor japanse schoolkinderen……

Onze eerst stop die dag was bij Kings Canyon (Watarrka); een canyon waar we over een afstand van ruim 8 km omheen gelopen hebben. Op een gedeelte zijn we afgedaald naar de bodem van de canyon naar de Garden of Eden , deze waterhole is inderdaad een oase van rust en heeft heel helder zwemwater. Weer boven zijn we verder langs de rand van de Canyon geklauterd en hebben we nog een tijdje plat op de grond over de rand liggen turen.

’s Avonds konden we het houtvuur dat we die middag zelf verzameld hadden in de fik steken en kwam onze gids met grote gietijzeren pannen te voorschijn waar ons avondmaal in zat. De pannen gingen direkt in het vuur en het resultaat was heerlijk.

Omdat het erg bewolkt was die dag (wat heerlijk was tijdens die drie uur durende wandeling) hebben we uit angst voor regen maar in de tent geslapen in plaats van buiten, viel dit keer trouwens toch geen sterrenhemel meer te bewonderen.

De volgende dag zijn we naar de Olga’s (Kata Tjuta ) gegaan en die leken vanuit de verte erg op een liggende Homer Simpson. Het zijn echter gigantische rotsen met een hoogte tot wel 546 meter. Kata Tjuta betekent in de taal van de Anangu veel stenen en het grappige is dat men in deze en veel andere Aboriginal talen niet verder dan drie telt ( een, twee, drie, veel) ; het zij er dus meer dan drie. Op een afstand zag het er als een massief geheel uit maar toen we uit het busje klauterde om een wandeling door de Olga te maken bleek er midden in deze gigantische rotsen een hele vallei te liggen : the Valley of the Winds. Om hier te komen hebben we flinke stukken moeten klauteren en keken we op tegen gigantisch steile rotswanden die de meest fantastisch kleuren hadden. En inderdaad in deze mooie vallei waaide het behoorlijk.

Vanaf de Olga’s zijn we terug gereden naar Ayers Rock voor een zonsondergang in goed gezelschap van een glaasje champagne, toastjes en nog minstens 500 andere toeristen. Wij dachten heel naief dat we voor de Rock zouden staan terwijl de zon er achter zou zakken, we stonden echter als het ware tussen de rots en de ondergaande zon waardoor we het beste konden zien hoe de rots langzaam van kleur veranderd, nooit geweten dat er zoveel tinten rood en paars bestonden.
Na alweer een lekkere maaltijd (dit keer van de BBQ) hebben we bij het kampvuur gezeten en marshmallows geroosterd tot we onze ogen niet meer open konden houden en in onze swags gekropen zijn.

Geloof het of niet maar om 4 uur hadden we een wake-up call en naar alle waarschijnlijkheid is het toilet gebouw op deze camping de enige ter wereld waar het om 4 uur ’s nachts spitsuur is. Ayers Rock is nl niet alleen mooi bij zonsondergang, maar ook bij zonsopkomst en daar moet je toch echt op tijd je bedje voor uit. Ook dit keer waren we niet de enige die bij het uitzichtspunt stonden, tientallen bussen, huurauto’s en campers stonden aan de voet van de Rock klaar voor alweer het volgende spektakel. Wij hadden meer oog voor een man die een schattig wit vliegennetje op zijn hoed had en hierdoor meer weg had van een overjarig bruidje (foto’s volgen). Toen alle kleuren die we de avond daarvoor gezien hadden in tegenovergestelde richting aan ons gepaseerd waren zijn tot vlak onder de rots gereden waar wij voor de keus gesteld werden om te klimmen of te lopen. In het Visitors Centre was het ons de dag daarvoor eens te meer duidelijk geworden dat de Anangu (Aboriginals) de rots als een zeer bijzondere spirituele en haast heilige plaats beschouwen en dat het beklimmen hiervan verre van op prijs gesteld wordt. De grond rond Ayers Rock behoord pas sinds 1985 officeel aan deze mensen toe en men zou dus kunnen beslissen om net als bij de Olga’s het klimmen te verbieden. Dit zou echter een dermate zware tegenvaller zijn voor de Australische toeristenindustrie dat er vanuit de regering veel druk op de Anangu uitgeoefend wordt om de klim aub niet te verbieden. Uit dit relaas kun je wel opmaken dat wij er voor gekozen hebben om niet te klimmen, niet alleen om bovenstaande politiek correcte ideeën; het is namenlijk ook behoorlijk gevaarlijk om te klimmen. Sinds de openstelling zijn er al 35 mensen op de rots overleden en minstens twee keer zoveel overleden na afloop in hun hotelkamer als gevolg van een hartaanval.
Het alternatief is een wandeling om deze 348 meter hoge megarots; een wandeling van ruim 8 km. Aan de achterzijde konden we een deel van de klimmers zien die honderde meters boven ons als miertjes over het rode steen klauterde. Op sommige punten liepen we zo dicht tegen de rots dat de wanden ervan angstaanjagend hoog boven ons uit torende. Hier en daar is nog wat Rock Art te zien en we zagen zelfs een aantal kangeroes over lager deel hoppen.

De terugreis naar Alice Springs duurde een ruime 5 uur en die tijd hebben we weten te doden met een hoogst ongemakkelijk dutje en een flink aantal kaarspelletjes.
Die avond hebben we het niet langer volgehouden dan 10 uur voor we naar onze bedjes in onze bloedhete 6 persoonskamer verlangde.

Alice Springs 05 november

Vanwege uitputtingsverschijnselen (wereldreizen is zeer zwaar werk) alle toch al niet bijster bijzondere bezienswaardigheden van Alice aan ons voorbij laten gaan en deze dag besteed aan de broodnodige inkopen en het verzenden van een paar postpakketjes. ’s Avonds nog wel lekker uit eten geweest met de laatst overgeblevenen van ons hechte groepje voor onze wegen de volgende dag definitief zouden scheiden.

The Ghan van Alice Springs naar Adelaide 06 – 07 november

The Ghan is een trein vernoemd naar de Afghaanse kamelendrijvers die voor het onstaan van de treinroute dit traject met “het schip van de woestijn” aflegde. Het station stelde geen hol voor en dat is ergens wel begrijpelijk als je bedenkt dat er maar 2 keer in de week een trein komt en wel de Ghan naar Adelaide en door naar Sydney. De trein is een zo’n metalen koekblik dat men in de Verenigde Staten ook veel heeft. Op de zijkant staat op elke wagon in koeienletters het logo van de trein, ondanks dat de trein niet vaak rijdt is men er beretrots op. We werden onderweg ook al 10 minuten van te voren geattendeerd op een passerende Indian Pacific trein, niet dat je ook maar iets zag toen het beest daadwerkelijk voorbij kwam denderen. Onze stoelen hebben we gedurende de middag verruild voor een plaatsje in de lounge waar we lekker hebben gegeten en een kaartje hebben gelegd. Na de avondfilm hebben we ons voor zover dat ging in de stoel opgerold en getracht te slapen, het ging redelijk omdat deze stoelen behoorlijk ver naar achteren te duwen zijn, maar het blijven stoelen.

Adelaide 07 november – 09 november

Toen we in alle vroegte de trein verlieten in Adelaide dachten we dat we weer in Nederland waren, mijn hemel wat een kou ! Volgens het weerbericht zou het die dag 22 C en “fine” worden, maar bij ons vroor zowat alles eraf.

Het hostel werd gerund door een mannetje van in de 70 die beroemd is vanwege de appeltaart met ijs en custard die hij iedere avond om half tien presenteert, al “pie time, pie time” roepend loopt hij door het hostel om al zijn schaapjes te verzamelen. Erg lekkere traktatie wel hoor. Het was sowieso wel een beetje apart hostel, leuke mensen die het runde en een beetje een huiskamer gevoel.

De stad Adelaide hebben we al wandelend aan ons voorbij laten trekken, veel cappuccino’s en latte’s gedronken en Thais gegeten (sinds we in Australië zijn eten we bijna alleen maar Thais). Het is een erg relaxte stad en goed te voet te verkennen. We zijn nog even naar de bibliotheek geweest en hebben een bezoekje gebracht aan een chocolade fabriek waar we een rondleiding door de fabriek kregen en van alles geleerd hebben over de geheimen van het chocolade maken. Verder waren we veel op de Central Markets te vinden, op deze ouderwetse overdekte markt was van alles te krijgen; van erg lekker vers brood tot oosterse specialiteiten.

van Adelaide naar Melbourne 10 november – 14 november

Op eerder genoemde avond in maart ergens in het schone Amsterdam Zuid had Nicole nog een prijsje gewonnen : een 3 daagse trip door Victoria. Omdat dat de volgende staat was die we aan zouden doen en er autohuur aan te pas kwam hebben we besloten de huur hiervan een dag eerder in te laten gaan zodat wij de Barossa Valley nabij Adelaide nog konden bezoeken.

Barossa Valley

De wijnstreek van Australië is iets dat Maik en Nicole natuurlijk niet overslaan (gratis alcohol !!) en zo reden we met een gigantische huurauto (wij krijgen altijd veel te grote auto’s mee) Adelaide in noordelijk richting uit. Het was nog even zoeken om de stad uit te komen want de kerstman hield vandaag zijn intocht hier en daarvoor waren aardig wat straten afgesloten. Het was sowieso een drukke dag voor de Aussies : verkiezingen, we weten inmiddels dat John Howard voor de derde keer herkozen is om alle asielzoekers naar tropische eilandjes te verbannen.

Maar goed wij reden dus in het prachtige gebied van de Barossa Valley waar we een aantal wijnhuizen afgereden hebben. Omdat Maik natuurlijk reed mocht hij alle geproefde wijn weer vrolijk in het daartoe aangewezen bakje spugen, Nicole daarentegen werd naarmate de dag vorderde alleen maar vrolijker……… Helaas hebben ze hier niet de gewoonte om net zoals in Zuid Afrika bij iedere wijnboerderij een rondleiding te geven over het landgoed. We hadden er via de toeristeninfo wel eentje gevonden die dat deed maar dat was zo verschrikkelijk saai dat we onmiddellijk spijt hadden dat we hier $7.00 aan uit hadden gegeven. Om het goed te maken maar wat lekker wijn ingeslagen voor bij het diner die avond.

“Het diner” nuttigde we in onze cabin, een hok ter grote van een Nederlands schuurtje met een inrichting die ook een schuur niet zou misstaan. In een ruimte van 3 bij 5 was er een keukenblokje, een koelkast met magnetron, een eettafel met 6 stoelen, een tv, twee kasten en slaapplaatsen voor 6 personen te vinden : erg ruim opgezet dus !! Toiletteren deden we buiten de deur (in een daartoe aangewezen gebouw, vrees niet) en dat was een koude bedoening, zeker in de vroege ochtend. Maar goed deze nacht moesten we zelf nog betalen en we verheugde ons al op de komende drie nachten die we op rekening van Tourism Victoria door gingen brengen toen we vrolijk op pad gingen voor een lange rit richting het oosten.

The Grampians

Vrolijk waren we niet lang meer toen bleek dat er geen enkele zinnige radio zender te vinden is op dit traject en uiteindelijk hebben we naar een Zuid Afrikaanse uitzending zitten luisteren, erg apart wel. Voor we de snelweg opdraaide zijn we nog even voor een kopje koffie met strudel het dorpje Hahndorf ingereden, en zoals de naam al doet vermoeden is dit een Duits dorpje, vandaar ook onze hoop op strudel. Het werd echter een broodje kroket, want tussen alle Duitse bierstubes en Bratwurst slagers zat een klein Hollands winkeltje/koffiehuisje.

Alsof we bij grootmoeder naar binnen liepen, harige kleedjes op de tafels, delfts blauw in de vensterbank en de Havenzangers op de radio. Naast een broodje kroket kan men hier allerlei andere Nederlandse spullen kopen; van hagelslag en drop tot doperwten in blik en Conimex sauzen in zakjes (erg Holllands ?!).

The Grampians is een Nationaal Park dat voornamelijk uit een reeks bergen bestaat waartussen in de vallei het plaatjes Hal’s Gap ligt. Het was een machtig mooi maar zwaar bochtig weggetje om hier te komen, aan alle kanten de bekende borden van overstekende kangoeroes. De eerste die we zagen waren gelukkig niet bezig vlak voor onze auto over te steken maar liepen doodleuk langs het blokhutje dat die nacht voor ons gereserveerd was. En wat een leuk hutje dat was : een knapperend haardvuurtje om ons te verwarmen en elektrische dekens om de nacht door te komen, pure luxe vergeleken met de voorafgaande nacht.

De volgende ochtend zijn we het park een beetje gaan verkennen en hebben we de Mc Kenzie falls bezocht, mooie waterval en gezien de regen die hier in de afgelopen dagen gevallen was ook een goed gevulde waterval.

Het weer kwakkelde nog een beetje toen we over een hele mooie weg het park in zuidelijke richting weer verlieten op weg naar de kust.

Great Ocean Road

Eenmaal aangekomen bij de kust was het ronduit hondenweer en hebben we door de stromende regen en in huilende windvlagen het begin van de wereldberoemde Great Ocean Road bewonderd. Het deel waar wij begonnen is vergeven van de zandstenen rotsen die vlak voor de kust in zee staan. Deze rotsen behoorden uiteraard ooit aan de kustlijn toe maar zijn gedurende duizenden jaren door het constante beuken van de golven langzaam weggesleten en staan nu op zich zelf in zee te wachten tot ze ooit eens helemaal zullen verdwijnen. Tot die tijd kunnen wij ze nog bewonderen en men heeft ze prachtige namen gegeven die je van de weg aflokken om even van het parkeerterrein af te wandelen om ze te gaan bekijken. Zo hebben wij een “Grotto”, een “Blowhole” en de “Londen Bridge” gezien. De bekendse echter zijn de 12 apostelen die we de volgende ochtend gezien hebben. Deze rotsen (die overigens niet alle 12 te zien zijn) staan verder van de kust verwijdert en helemaal op zichzelf op een rijtje de apostelen te zijn. Om deze te bewonderen laat men je heel ver over een uitstekende rotspunt lopen voor de ultieme fotopositie.

Na de apostelen hebben we nog een flink deel de Great Ocean road gevolgd die niet alleen direct langs de kust reed maar ook landinwaarts door gigantische dennenbossen. De laatste kilometers direct langs de kust waren spectaculair.

Ballarat

Uiteindelijk hebben we met pijn in het hart de kust moeten verlaten om Ballarat te bereiken waar men een hotelkamer voor ons gereserveerd had, en wat voor een ……….. We logeerden in Sovereign Hill lodge dat deel uitmaakte van het gelijknamige historische themapark. Het park is een nagebouwd dorp dat Ballarat rond 1850 voor moet stellen, de tijd dat er goud gevonden werd in deze streek. Het hotel was opgedeeld over verschillende gebouwen en wij sliepen in het kantoor van de superintendent, een prachtige kamer helemaal in de stijl van eind 19e eeuw. Als gasten van het hotel konden we via een speciale ingang het park in toen dat eigenlijk al gesloten was en dat lege dorp gaf het een beetje het spookstad gevoel.

Voor de show van die avond lagen er kaartjes voor ons klaar bij de receptie en na (alweer) een Thaise maaltijd in het stadje gingen we naar het licht en geluidsspektakel genaamd ” Blood on the Southern Cross”. Machtig mooi gemaakt, de vertelling van deze slag tussen de goudzoekers en de autoriteiten voerde ons over het hele terrein van het park tot aan een tribune waar we het laatste deel gezien hebben. Er kwam geen acteur aan te pas dus het was onze fantasie samen met de geluids- en lichteffecten die het de moeite waard maakte.

De volgende ochtend zijn we voor onze reis naar Melbourne nog even het park bij daglicht gaan bekijken. Nu waren alle winkeltje open en werden er op verschillende locaties oude ambachten uitgevoerd en kon je zelfs een mijntoer volgen.

Melbourne 14 november – 17 november

Het eindstation van onze reis door het land van Oz en het weer was gelukkig een beetje bijgetrokken want deze stad is toch op zijn leukst als je in de zon op een terrasje kunt zitten. Toen we met de auto de stad binnenreden hadden we onmiddellijk door dat we hier weer met een “Big City” van doen hadden, iets dat we sinds Sydney niet meer meegemaakt hadden.

Een aardige meneer van het Melbourne aquarium had Nicole lang geleden eens een setje voucher beloofd en toen we bij het aquarium kwamen lagen deze ook netjes voor ons klaar. Dat hield in dat we een aantal attracties in Melbourne konden gaan zien zonder hier ook maar een cent voor te betalen, altijd leuk. Het eerste waar we gebruik van gemaakt hebben is een cruisje over de Yarra rivier. In 2 uur tijd vaarden we van de stad door de drukke haven (de grootste van Australië) naar het slaperige stadje Williamstown en weer terug. Lekker in het zonnetje gezeten en van het uitzicht genoten.

Waar de boot ons achterliet zit het Crown entertainment complex, een casino, theater, heel veel verschillende restaurants en bioscopen ineen. We hebben er een gokje gewaagd (en verloren).
Onze boodschappen hebben we op de Victoria Markets ingeslagen, alweer een ouderwets overdekt marktcomplex waar van alles te krijgen is. Dit keer ook kleding en souvenirs en heel veel groente, fruit etc.

De Polly Woodside is een schip uit 1885 uit Belfast dat gerestaureerd en al te bewonderen is in een droogdok aan de rivier. Het bijbehorende museumpje stelde niet zoveel voor, maar dat zijn we inmiddels wel een beetje gewend hier in Australië.

Een deel van onze vouchers hebben we ook maar bij het Aquarium besteed en dat was gelukkig de moeite waard. Het leukste was de tunnel waar de haaien en stingrays over je hoofd zwemmen en een grappig simulator ritje door een onderwaterwereld.

En op de 16e november hadden we wat te vieren : het is namelijk precies 3 maanden geleden dat we Nederland verlieten met een rugzak vol schone kleding dus we hebben ons budget maar even gelaten voor wat het is en zijn lekker uit eten gegaan.

De stad hebben we vanaf 253 meter hoogte op de Rialto tower nog eens goed kunnen bekijken, met de verrekijkers daar konden we verbazingwekkend scherp in de hotelkamers aan de overkant van de rivier koekeloeren.

De laatste dag hebben we de broodnodige boodschapjes gedaan voor ons vertrek naar Bali, een nieuwe BH was echt hard nodig, lenzenvloeistof is ook zo op en een paar lekkere leesboeken voor op het strand. We zijn er klaar voor : “Bali, here we come !”

Lees over het vervolg van de reis in het reisverslag Bali

Plaats een reactie